Een zeer vreemd eigenaardig verhaal, dat vrij saai begint met het verhaal van catalogiseren en archiveren, klassifiseren.  Er is niet zoveel boeiends, levendigs aan. Het lijkt wat vermolmd naast het leven door te gaan.

Maar zodra het verhaal zich spannend ontplooit met een vertrek naar een eenzaam eiland , midden in een rivier gelegen, met een schitterende natuur en een onnoemelijke vrijheid en ontdekkingstocht daarin, wordt het 2e deel van het verhaal boeiend , vreemd , een teruggaan in de tijd zowel wat het ontdekken van de vroegere bewoners betreft, in hun overblijfselen, als in het vreemde contact met een beer, een oerdier dat gezellig , warm, tam, speels en loom is , een goed gezelschap dat ook ontdekt wordt als een ander wezen waarmee tot op zekere hoogte goed te leven valt, maar altijd  als dier. Het likt en dat geeft bevrediging.

De beschrijving van het zwemmen, het languit liggen voor de haard, het krabbelen in zijn warme pels,  het bezoek aan de woning met bibliotheek maakt het dier  beperkt bruikbaar en geliefd als een gezelschapshond . De eenzaamheid speelt hier zo’n ondraaglijke rol dat de relatie een onmisbaarheid en invulling wordt van genegenheid en toewijding. Maar weldra ontaardt het bij de mens in een erotische verwachting en het uittesten hoe deze behoefte door het dier kan ingevuld worden. Eerst knuffelen, dan zwemmen, dan strelen met tederheid en tenslotte een erotische invulling, die beperkt is, gevaarlijk, vervreemdt.  De omhelzingen verwonden en maken het dier wild . Maar het is wel een ontdekking.

Een taboe dat toch bestaat wordt hier overbrugd. Seks van mens met dier. Waarschijnlijk zeer bestaand, hier genoteerd en met gevoel van genegenheid in literatuur verweven tot iets vreemds dat snel eindigt, maar blijkbaar aan een behoefte voldoet.

G. Cleuren